Niet alle Vlaamse kernen moeten bruisen

Bruisende en bedrijvige kernen. Deze containerbegrippen werden niet alleen door alle lokale besturen beloofd tijdens de lokale verkiezingen, ze staan ook in de beleidsnota van de minister-president, bevoegd voor onder andere economie. Wat is dat eigenlijk, een bruisende kern? Elke Vlaamse schepen bevoegd voor Lokale Economie droomt ervan. Maar is dat een realistische droom? Elke stads- en dorpskern van Vlaanderen bruisend maken?  

Laat me duidelijk zijn: ik geloof in de kracht van onze Vlaamse stads- en dorpskernen en de rol die ze spelen in het creëren van een sterke gemeenschap. Ze vormen een complexe mix van verschillende functies zoals wonen, werken, ondernemen en culturele beleving. Het is daar waar we elkaar ontmoeten, het is de col tout van onze samenleving.

Platteland en stad

Daarnaast mogen we de rol van de lokale economie in onze kernen niet onderschatten. Samen met de markten en foren functioneert ze als de verbindende factor tussen deze kernfuncties. Vlaanderen telt ongeveer, naast 4.000 marktkramers, tienduizenden winkels waarin 64.000 zelfstandigen in hoofdberoep actief zijn, en 152.000 loontrekkenden. Zo is onze lokale economie een belangrijke motor van job- en welvaartcreatie.

Die Vlaamse stads- en dorpskernen hebben de afgelopen jaren een transformatie gekend. Door de wereldwijde verstedelijking trekken meer en meer mensen naar grotere steden om te werken en om te wonen. Deze evolutie maakt dat we worstelen met de verhouding tussen platteland en stad. De blijvende aanwezigheid van e-commerce daagt onze lokale handelaars uit om niet alleen fysiek handel te drijven, maar minstens fygitaal te ondernemen.

Ook ons consumptiegedrag is fors gewijzigd. Studenten uit het secundair onderwijs gaan na school niet meer rondhangen in het shoppingcentrum, maar gaan bingewatchen op één van de vier streamingskanalen waarvan ze een abonnement beheren. Ten slotte hakten ook de verschillende crisissen in op de rendabiliteit van het uitbaten van een winkel of een horecazaak. De voorbij vijftien jaar zag Vlaanderen zo 43 procent van al haar cafés verdwijnen. Kortom, het aanzicht van onze Vlaamse stads- en dorpskernen is veranderd en al enkele jaren kennen ze een soort identiteitscrisis.

Leegstand

Deze metamorfose gaat gepaard met een bijkomende ergernis: leegstand. Deze leegstand blijkt een wicked problem te zijn. Elk lokaal bestuur wordt er immers mee geconfronteerd en er bestaat geen eenduidige oplossing voor. Ondanks de vele lovenswaardige initiatieven die onze lokale besturen de afgelopen jaren initieerden, schommelt de gemiddelde leegstand in Vlaamse kernen nog steeds tussen elf en twaalf procent.

Laat ons erkennen dat niet elke Vlaamse kern bruisend kan en zal zijn. Het zijn de stadskernen van onze dertien centrumsteden die deze ambitie zouden kunnen vervullen. Zij hebben de capaciteit om een onderscheidend aanbod te realiseren in de sectoren retail, toerisme en cultuur. Dit aanbod is in staat een kritische massa aan te trekken, waardoor het ondernemersklimaat in de kern weer aantrekkelijker wordt en de lokale economie verder groeit. In deze kernen spreken we traditioneel over fun shoppen en niet over run shoppen. Het zijn bruisende kernen waarvan je met zekerheid weet dat je er een dagje kan recreëren.

Wat dan met al die andere kernen in Vlaanderen? Moet de schepen bevoegd voor Lokale Economie aan het begin van de legislatuur alle ambities laten vallen en de strijd tegen leegstand staken? Neen. Maar laat ons het debat over bruisende kernen voeren en de focus verleggen. Laat ons van bruisende kernen naar ‘voorzienende’ kernen gaan. In deze voorzienende kernen vertrekken we niet van de ideale bruisende kern, alwaar geen leegstand bestaat en elke dag honderden consumenten flaneren. We vertrekken vanuit de behoefte van de inwoners van die stad, gemeente of verzorgingsgebied.

Unieke identiteit

Een schepen van Lokale Economie moet vooreerst goed weten wat de noden zijn van het verzorgingsgebied. Elk gebied heeft immers een unieke identiteit waardoor er op maat moet worden gewerkt. Helaas, er is geen pasklare of eenzijdige oplossing op een floppydisk die Vlaanderen ter beschikking kan stellen aan de lokale besturen.

Stap één bestaat daarom uit meten en weten. Wie consumeert er in mijn handelskern? Hoe vaak doet men dat? Hoeveel geld wordt er gemiddeld besteed? Over welke basisvoorzieningen wenst mijn burger in zijn stads- of dorpskern te beschikken? En voor welke andere voorzieningen heeft hij/zij er minder moeite mee om zich naar een naastliggende centrumstad te verplaatsen?

Dit zijn maar enkele vraagstukken waar de lokale besturen vandaag onvoldoende kennis over bezitten. Er zijn steden en gemeenten die dure contracten afsluiten met Proximus of Orange om bezoekersdata te verzamelen en een zicht te krijgen op het potentieel van hun handelskern. Of verbintenissen aangaan met Atlas Wordline om te weten hoeveel een consument gemiddeld uitgeeft in de handelskern. Maar het aankopen, het beheren en het doelmatig inzetten van dergelijke datacaptatie is niet voor elke stad of gemeente weggelegd. Hierin zou een partner zoals VLAIO een waardevolle rol kunnen spelen opdat men op lokaal niveau niet langer blind moet varen.

Zo lang we die tools niet kunnen inzetten moeten we onze ‘voorzienende’ kernen invullen met de ‘Big Five’. Ik heb het niet over leeuwen en giraffen. Ik heb het over een warme bakker, een authentieke slager, een bruine kroeg, een bankautomaat en een krantenwinkel. Dat is de ‘big five’ waarop onze schepenen van Lokale Economie moeten jagen om de basis te leggen voor een ‘voorzienende’ kern.

Laat de jacht en het debat beginnen.

Learn how we helped 100 top brands gain success